Over de dikte van injectiemateriaal
Voor velen is het dagelijkse prik (pun intended). Het gebruik van injectiemateriaal om bijvoorbeeld insuline te spuiten.
Mensen met diabetes type 1 spuiten bijvoorbeeld insuline door middel van een pen en pennaald. Baasjes van honden met diabetes spuiten insuline met insulinenaalden en iedereen die wel eens een glucosemeting bij zichzelf uitvoert, weet dat ie met een lancetje bloed moet prikken.
Naalden en lancetten – of injectiemateriaal in het algemeen – kennen een bepaalde dikte. Dit heeft invloed op bijvoorbeeld de hoeveelheid vloeistof die door de naald kan stromen. Ook bij een lancet heeft de dikte (en diepte) invloed op de hoeveelheid bloed die vrijkomt. De dikte van injectiemateriaal wordt uitgedrukt in ‘gauge’ of ‘G’. En die eenheid heeft wat uitleg nodig.
Wat is gauge?
De gauge geeft de buitendiameter van een naald aan, waarbij een hogere gauge een dunnere naald betekent en een lagere gauge een dikkere naald. Het gebruik van de juiste gauge is cruciaal voor het comfort en de effectiviteit van een injectie. Een lancet met een hoge gauge zal in de regel minder bloeddruppels opleveren dan een lancet met een lage gauge. Maar die hoge gauge levert minder weefselschade op.
De gauge wordt genummerd, meestal variërend van 18G tot 30G, waarbij 18G een dikke naald is en 30G een zeer dunne. Hier zijn enkele veelvoorkomende gauges en hun bijbehorende diameter in millimeters:
- 18G: 1,2 mm
- 20G: 0,9 mm
- 22G: 0,7 mm
- 25G: 0,5 mm
- 27G: 0,4 mm
- 30G: 0,3 mm
Het kiezen van de juiste gauge hangt af van verschillende factoren, zoals het type injectie (intramusculair, subcutaan, of intraveneus), de viscositeit van het te injecteren materiaal, en de anatomie van de patiënt. Voor bijvoorbeeld intramusculaire injecties, waarbij het medicijn diep in de spier moet worden ingebracht, worden vaak dikkere naalden gebruikt zoals 22G of 23G. Voor subcutane injecties, die onder de huid worden toegediend, zijn dunnere naalden zoals 25G tot 30G gebruikelijker. Deze dunnere naalden verminderen pijn en zijn ideaal voor het injecteren van insuline of andere medicijnen die vaak moeten worden toegediend.
De keuze van de gauge beïnvloedt ook de snelheid van de injectie. Dikkere naalden kunnen sneller vloeistoffen injecteren, wat handig kan zijn bij het toedienen van grotere volumes. Dunnere naalden zijn minder pijnlijk, maar kunnen langer duren om een vergelijkbaar volume te injecteren.
In de praktijk is het bij pennaalden of lancetten vaak ‘gewoon’ proberen welke naald het meest comfortabel prikt en voor die naalden wordt dan voortaan gekozen.