Hoe steekhoudend zijn onze eigen herinneringen?
Elke dag opnieuw doen we waarnemingen. We zien, horen, ruiken, proeven en voelen dingen.
Daarvan slaan we informatie op in ons brein. Zo maken we steeds weer nieuwe herinneringen. Maar hoe steekhoudend zijn die herinneringen eigenlijk? Door de jaren heen zijn diverse onderzoeken gedaan naar de manier waarop de mens zich dingen kan herinneren. En vooral ook naar de manier waarop beelden in ons geheugen overeenkomen met de werkelijkheid. Daaruit blijkt telkens weer dat we het beeld in ons hoofd soms bijstellen, waardoor het niet of nauwelijks lijkt op het origineel.
Een bekend voorbeeld is het maken van een compositietekening van een verdachte. Stel dat je vanochtend op straat door iemand werd aangesproken. Zou je die persoon dan nu nog goed kunnen omschrijven? Welk beeld heb je van diegene opgeslagen? Het zal van veel factoren afhankelijk zijn of je daartoe wel of niet goed in staat bent. Heb je die persoon bewust aangekeken en dienst uiterlijke kenmerken voor jezelf specifiek in je opgenomen? En zo ja, welke kenmerken trokken met name jouw aandacht? Als je samen met iemand anders was, toen de ontmoeting plaatsvond, hebben jullie misschien elk een heel ander beeld van dezelfde persoon in je brein bewaard.
Maar er spelen ook nog andere factoren. Iedereen herkent wel de volgende situatie: je komt na vele jaren terug op een plek waar je sinds je kinderjaren niet meer bent geweest. In je herinnering was alles veel groter dan het in werkelijkheid blijkt te zijn. Logisch, want je bekeek het toen vanuit een ander perspectief. Je was zelf nog klein en alles om je heen leek groot. Dat beeld is in de loop der tijd niet bijgesteld, omdat je niet meer terugkeerde naar die plek. Nu je er voor het eerst weer bent, vergelijk je de nieuwe informatie met het opgeslagen beeld. Je conclusie is ongetwijfeld dat die twee beelden niet in overeenstemming zijn met elkaar.
Amerikaans onderzoek wijst erop dat ons geheugen ook in andere situaties herinneringen creëert die niet conform de werkelijkheid zijn. Dit werd aangetoond op basis van een experiment met foto’s van gezichten. Een aantal proefpersonen kreeg foto’s te zien van diverse gezichten, waarbij telkens twee foto’s tegelijk werden getoond. Feitelijk waren het dezelfde foto’s, maar de gezichten waren zodanig bewerkt dat ze op één van de foto’s een net iets andere kleur hadden, al was het verschil zeer gering. De proefpersonen kregen de foto’s gedurende een aantal dagen achtereen te zien.
Het lag in de lijn der verwachting dat ze zich steeds meer details van de gezichten zouden kunnen herinneren en dat gebeurde ook. Maar de kleurverschillen werden steeds nadrukkelijker benoemd. De hersenactiviteit van de proefpersonen werd tijdens dit onderzoek voortdurend gemeten. De onderzoekers concludeerden na bestudering van de resultaten dat mensen weliswaar onderling dezelfde herinnering kunnen hebben, maar dat ze die elk op een andere manier opslaan.
Het vastleggen van herinneringen is overigens een tamelijk ingewikkeld proces. Het valt ook niet heel simpel uit te leggen en het vereist wat kennis van de werking van ons lichaam. Via onze zenuwcellen wordt een signaal verzonden door ons lichaam. Via neurotransmitters worden die signalen door ons lichaam getransporteerd. Uiteindelijk komen ze aan bij de zogenoemde receptoren. Alleen de signalen van de bijpassende neurotransmitters kunnen door de betreffende receptor worden ontvangen. Dergelijke processen vinden continu plaats in onze hersenen en met name in de hippocampus, het hersengebied dat een belangrijke rol speelt bij het vastleggen van nieuwe herinneringen.