Hoe herken je een beroerte?
Nederland telt ruim 1 miljoen mensen met hart- en vaatziekten. Een veel voorkomende acute bedreiging voor onze gezondheid is een beroerte, ook wel CVA genoemd.
Dit is de verzamelnaam voor een herseninfarct en een hersenbloeding. Bij een beroerte werkt plotseling een deel van de hersenen niet meer. Een CVA staat voor Cerebro Vasculair Accident. Letterlijk vertaald is dit een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen. Bij een beroerte krijgt een deel van de hersenen geen bloed. Er is sprake van een:
- TIA: een kortdurende afsluiting van een bloedvat in de hersenen met tijdelijke uitvalsverschijnselen
- Herseninfarct: een langer durende afsluiting van een bloedvat
- Hersenbloeding: een scheurtje in een bloedvat, waardoor bloed in het omringende hersenweefsel stroomt
Aan de buitenkant zie je niet of iemand een afsluiting in een bloedvat of een bloeding heeft. De verschijnselen zijn gelijk. Zolang we niet weten wat de oorzaak is, noemen we het een beroerte. Van alle beroertes is een groot deel (80%) een herseninfarct en een klein deel (20%) een hersenbloeding. Een beroerte kan leiden tot verlammingen van verschillende spieren. Gevolgen zijn:
- moeilijkheden met het aansturen van een lichaamsdeel (problemen met lopen of bewegen van een arm)
- scheve mond, problemen met praten of slikken
- controle kwijt over het plassen (incontinentie)
De patiënt merkt niet altijd dat de linkerhelft van het lichaam verlamd is. Ook zijn gevoel aan de rechterkant kan verminderd zijn. Voorbeelden zijn:
- niet meer herkennen van voorwerpen op de tast
- geen verschil merken tussen scherp en bot
- zich vergissen in warm en koud
Een andere beperking na een beroerte is apraxie. Bij apraxie heeft de patiënt moeite met het uitvoeren van dagelijkse handelingen zoals aankleden, koken en koffie zetten. Hij weet niet in welke volgorde de handeling hoort, of vergeet een stap. Als het taalcentrum beschadigd is, kan de taalstoornis afasie optreden. De patiënt weet wat hij wil zeggen, maar kan de woorden niet vinden, zegt helemaal niets, of spreekt slechts enkele woorden. Het is ook mogelijk dat hij wartaal spreekt of de gesproken taal niet lijkt te begrijpen, alsof iedereen een vreemde taal spreekt. Bij een spraakstoornis (dysartrie) heeft de patiënt moeite met het duidelijk uitspreken van woorden. Bijvoorbeeld door een gezichtsverlamming aan één kant. Hij begrijpt meestal heel goed wat er tegen hem wordt gezegd. Soms valt de helft van het gezichtsveld weg. Bij een beroerte aan de rechterkant ziet iemand niet wat er links gebeurt. En andersom. Neglect is een stoornis in de waarneming aan één kant van het lichaam. De patiënt kan de prikkels van de zintuigen dan niet meer centraal verwerken. De patiënt heeft minder aandacht voor één kant van het lichaam of de omgeving aan die zijde maar is zich hiervan niet altijd bewust. Enkele kenmerken van neglect zijn het tegen obstakels, zoals deurposten, aan botsen, het bord half leeg eten, slechts één kant van het lichaam wassen of aankleden, problemen met lezen, schrijven en klok kijken en in een groep de mensen aan een bepaalde kant negeren.
Bij een beroerte vallen lichamelijke beperkingen meteen op
Er zijn echter ook veel veranderingen die niet direct zichtbaar zijn, zoals sneller moe zijn, dingen vergeten, minder goed kunnen concentreren, sneller bang en onzeker zijn, impulsief gedrag vertonen en het overschatten van de eigen mogelijkheden, moeite hebben met ruimtelijke oriëntatie en planning, minder flexibel zijn, sneller emotioneel zijn, geprikkeld en agressief zijn, zichzelf verwaarlozen, depressiviteit en dementie. Om vast te stellen of iemand een herseninfarct of -bloeding heeft wordt meestal een CT-scan uitgevoerd. Een CT-scan wordt ook wel CAT-scan genoemd. Door middel van CT (‘computertomografie’) kun je afbeeldingen maken van doorsneden van je lichaam. Bij twijfel maakt de arts een MRI (‘Magnetic Resonance Imaging’), ofwel beeldvorming met magnetische resonantie. Bron: Nederlandse Hartstichting